Groep 2a leert om een woordslang te maken
De leerlingen van groep 2a hebben deze week geleerd om een woordslang te maken. Hierbij is het belangrijk dat de leerlingen de verschillen in klanken horen en deze kunnen benoemen.
De leerlingen oefenen bij deze activiteit de begin- en eindklank van woorden. Het is van belang dat de leerlingen leren om klanken te onderscheiden. Dat is voorwaardelijk voor het leren lezen in groep 3.
De volgende succescriteria werden gebruikt tijdens de les:
– Ik voer SARK uit om goed en rustig te kunnen luisteren en na te denken (SARK staat voor: Stil zijn – Armen over elkaar – Rechtop zitten – Kijken naar de juf);
– Ik luister naar de laatste klank en kan deze benoemen;
– Ik bedenk een woord dat deze laatste klank als beginklank heeft.
Met behulp van de succescriteria werd de volgende woordslang gemaakt:
maan – neus – sok – kop – pit – teen – navel – lepel.
De leerlingen vonden het erg leuk om deze activiteit uit te voeren en waren enorm trots op het resultaat! Uiteraard kunt u deze activiteit ook thuis uitvoeren met uw zoon/dochter.