Groep 4c leert optellen en aftrekken over het tiental
De leerlingen in groep 4c zijn deze week begonnen met het leren van grotere plus- en minsommen. Namelijk optellen en aftrekken tot en met 100 waarbij er gerekend wordt over het tiental. Zij mogen hierbij nog gebruik maken van de getallenlijn.
Voorbeelden van deze sommen zijn:
68 +7 =
42 + 9 =
85 – 8 =
32 – 4 =
De volgende succescriteria zijn hierbij belangrijk:
– Ik ken de getallenlijn tot en met 100: ik weet waar de getallen op de getallenlijn staan.
– Ik kan getallen snel splitsen.
– Ik weet wat tientallen en eenheden zijn.
– Ik weet dat erbij plus betekent en ik weet dat eraf min betekent.
– Ik weet dat bij een plussom het antwoord altijd MEER is dan het getal waar je mee begint.
– Ik weet dat bij een minsom het antwoord altijd MINDER is dan het getal waar je mee begint.
– Ik weet welke stappen ik moet doen bij een plus- en minsom over het tiental: aanvullen/afhalen tot het tiental, splitsen, het antwoord uitrekenen.
Bijvoorbeeld:
68 + 7 =:
– Aanvullen tot 70 (het tiental): dat is 2 erbij
– Dan 7 splitsen in 2 (die heb je al bij stap 1 erbij gedaan) en 5
– Dan blijft er nog 5 over. Die moet nog bij de 70 uit stap 1 opgeteld worden: 70 + 5 = 75
85 – 8 =
– Afhalen tot 80 (het tiental): dat is 5 eraf
– Dan 8 splitsen in 5 (die heb je bij stap 1 eraf gehaald) en 3
– Dan blijft er nog 3 over. Die moet nog van de 80 uit stap 1 afgehaald worden: 80- 3 = 77